Op de boerderij! Toen ik zes jaar was, zou er in ons gezin een baby geboren worden. Voordat de baby arriveerde werden mijn broertje en ik naar mijn oom en tante gebracht die in Aadorp woonden. Aadorp had altijd een magische klank voor mij, want daar woonden mijn oom en tante in een sprookjeshuis. Dat sprookjeshuis was wit en stond helemaal alleen, een los huis. Ze hadden een geweldige grote tuin met veel dieren, een geit, ganzen, en kippen. Niet alleen dieren in de tuin, maar ook in huis. Daar woonde de al eerder genoemde harige hond, Katja, voor wie ik het nodige ontzag koesterde. Ik was bang voor dit hondenbeest, hoewel mijn oom en tante bij hoog en laag beweerden dat het een hele lieve hond was. Toch bleef ik liever bij hem uit de buurt, hij mocht dan lief zijn, maar hij was ook reusachtig groot met een grote bek en hele grote tanden. Eigenlijk leek hij op de wolf van Roodkapje en die was beslist niet lief. Dus liep ik waar mogelijk met een grote boog om Katja heen. Wij hadden thuis geen dieren, o ja toch, een goudvis in een glazen kom. Maar die telde eigenlijk niet helemaal mee, nee, bij oom en tante hadden ze echte dieren. Ik woonde met mijn vader en moeder en met mijn broertje op een flat, drie hoog, en dan is het wel een beetje moeilijk om grotere dieren dan goudvissen in huis te hebben. Hoewel achter de flat wel een grasstrook aangelegd was, was er van een tuin echter geen sprake of het moest al het speeltuintje zijn, een paar straten verderop. Het was bij mijn oom en tante een waar speelparadijs. Wat de logeerpartij extra leuk maakte was het vriendinnetje dat ik daar in het dorp had en als ik op bezoek was bij oom en tante dan zocht ik haar op. Ondanks de aanwezigheid van Katja, verheugde ik me op de dagen in Aadorp waar alle tijd en ruimte was om te spelen. Bij mijn vriendinnetje waren natuurlijk ook veel dieren, want ze woonde op een heuse boerderij en daar was altijd wel wat te beleven. Er was een schommel waar we eindeloos op schommelden en er liepen broers en knechten rond, maar het onderscheid zag ik niet. Er was veel bedrijvigheid in en om het huis en ik vond dat het er allemaal heel gezellig aan toe ging. Op één van de dagen dat ik bij oom en tante logeerde, mocht ik bij mijn vriendinnetje eten. Ik vond het spannend om met zoveel mensen aan tafel te zitten, want thuis zaten we maar met ons vieren aan tafel. Hier waren we met veel grote mensen bij elkaar, bijna allemaal mannen, en ik vond het gezin lijken op het gezin van Jakob met zijn twaalf zonen. Ik moest bij mijn vriendinnetje altijd sterk aan het verhaal van Jakob met zijn zonen denken, omdat de achternaam van mijn vriendinnetje Benjamins was. Ik raakte er soms zelfs een beetje van in de war, omdat het verhaal van Jakob in de bijbel stond en deze mensen woonden in Aadorp, waar ik ook was. Af en toe scheen het mij toe dat Jakob en zijn zonen weer tot leven waren gekomen en het verhaal zich in het hier en nu afspeelde. Toen we daar aan tafel zaten, had ik geen aandacht voor het eten, want ik was diep onder de indruk van het lawaai dat iedereen maakte en van de verhalen die verteld werden. Ik keek met grote ogen om mij heen. Het leek of ik uit mijn eigen verhaal was gestapt en in een heel ander verhaal terecht was gekomen. Een verhaal dat zo boeiend en spannend was dat ik alles om mij heen vergat. Totdat één van de grote mensen mij aansprak, omdat ik niet at. Ik schrok ervan en probeerde mij zo onzichtbaar mogelijk te maken, maar blijkbaar was ik ontdekt en er werden mij allerlei vragen gesteld waarop ik geen antwoord had of waarop ik geen antwoord durfde te geven. Toen werd mij de vraag gesteld of wij thuis ook beesten hadden. Natuurlijk hadden wij ook beesten. We hadden een goudvis! Maar ja, die telde eigenlijk niet mee. Het voelde ook wel karig aan dat wij alleen maar een goudvis hadden, terwijl er hier allerlei beesten rond het erf en in de wei liepen. Er gingen in rap tempo een heleboel gedachten in mij om. Voordat ik er erg in had werd fantasie werkelijkheid. Ik vertelde vol vuur hoe wij een paard, een koe en een varken hadden en een hond, ja natuurlijk een hond, maar wel een kleintje en een hele lieve. De verbaasde blikken nam ik niet waar. De volgende vraag die naar aanleiding van mijn prachtige verhaal werd gesteld was logisch. Ik woonde toch op een flat? Ja, dat was ook zo, maar op de begane grond had onze flat allemaal garages. Daar hadden wij een stal van gemaakt en daarom konden wij op de flat ook heel best dieren hebben. De grote mensen leken het allemaal niet zo goed te begrijpen, dus heb ik het hun zo goed mogelijk uitgelegd. Mijn verhaal werd mooier en mooier en ik was alle verlegenheid voorbij. Ik was me op geen enkel moment bewust dat ik de scheidslijn tussen fictie en werkelijkheid had overschreden. Ik schiep een eigen wereld waar elke droom werkelijkheid werd. Na mijn verhaal zo goed mogelijk te hebben afgerond, ging ik voldaan van tafel en speelde die middag naar hartenlust met mijn vriendinnetje.
De volgende dag was mijn oom thuis. Mijn oom was een indrukwekkende man. Hij was, net als de tuin en net als de hond, heel groot. Hij paste misschien wel niet eens in onze flat. Ik speelde in de tuin toen hij mij riep. Mijn oom leek wel een beetje streng met zijn donkere bril en o, hij was zo groot, waardoor ik me nog kleiner voelde dan ik al was. Ik liep voorzichtig naar hem toe om te horen wat hij mij wilde zeggen. Tot mijn grote schrik vroeg hij mij wat ik de vorige dag bij de familie Benjamins had verteld. Opeens drong het haarscherp tot mij door dat ik een verhaal had verteld dat helemaal niet waar was. En ja hoor, mijn oom vroeg mij of ik wel wist dat ik gelogen had en of ik wel wist dat liegen niet mocht. Jazeker, dat wist ik maar al te goed. Liegen was verboden, daar stond meestal straf op. Het klamme zweet brak me uit. Wat had ik nu toch gedaan? Mijn oom gaf mij een standje, alhoewel hij niet eens heel erg boos was en ik kreeg gelukkig geen straf. Het leek zelfs wel of hij een beetje glimlachte, maar dat zag ik vast niet goed. Ik schaamde me van top tot teen, hoe kon ik zo’n verhaal verzinnen. Mijn verzinsels maakten een eind aan de vriendschap met mijn vriendinnetje op de boerderij. Mijn schaamte weerhield mij ervan om nog eens een bezoek aan de boerderij te brengen. De hele familie van Jakob wist nu dat ik gelogen had en ik durfde ze niet meer onder ogen te komen. O, o, o ik moest er op letten dat ik niet opnieuw zomaar een verhaal zou vertellen, al was het ook een heel mooi verhaal.
Pas veel later ontdekte ik dat mooie verhalen verteld mogen worden, zelfs als ze niet waar zijn.