We kennen in de kerk
Geen hoekse en kabeljauwse twisten
Dat is niet het kenmerk
Van de onvervalste christen
Ontstane hevige disputen
Kunnen worden beslecht
Met de kerkelijke statuten
Zo zegeviert het recht
Onwrikbaar blijven ze bestaan
Voor de goed gelovige rekruten
Er zal geen tittel of jota van vergaan
Lang leve de statuten
Elk kerklid weet hoe het hoort
Heb de naaste lief als je eigen
Zo staat in Gods woord
Betweters moeten zwijgen
In de kerk heerst geen tweedracht
Want in Christus zijn we één
We strijden niet om macht
We houden van iedereen
Als de ander mij niet liefheeft
De minste niet wil zijn
Mij niet vergeeft
Verliest de liefde toch elk terrein?
De splinter in andermans ogen
Is duidelijk zichtbaar voor mij
De balk gaat zienderogen
Aan mij helaas voorbij
De woorden uit de schrift
Zijn voor een tweede of een derde
Brengen we in onze geestdrift
Maar al te graag te berde
Op mij valt niets aan te merken
Ik zorg goed voor het mijne
Blink uit in goede werken
En geef ieder het zijne
Ik ben een onvervalste christen
Rechtzinnig in de leer
Dat valt niet te betwisten
Breng graag de ander tot inkeer
Un petit amusant
Is dit dichtverhaal
Met enig satirement
Maar ook met een moraal
Het bovenstaande
Mag geen waarheid zijn
Begrijpt de goed verstaander
’t Is slechts een rookgordijn
Bij de mensen in de kerk
Woont God
Liefde zonder paal of perk
Is zijn gebod
Liefde voor Hem
Liefde voor elkaar
Met hart en stem
Voelbaar en tastbaar
Waar die liefde woont
Gebiedt God zijn zegen
Aan wie liefde betoont
Is Hij toegenegen