Wat voelde ik me gelukzalig en blij,
toen ik wist dat jij ging groeien,
daar diep verscholen binnen in mij.
O heerlijk, negen maanden zou ik bloeien.
Mijn buik werd boller
en mijn borsten voller.
Met heel mijn wezen heb ik naar je uitgekeken,
bijna veertig lange weken.
Wat is daar van binnen toen misgegaan?
Waarom kwam er opeens een eind aan je bestaan?
Vragen waarop het antwoord achterwege bleef.
Vragen die blijven zolang ik leef.
De dag waarop je werd geboren,
heb ik je tegelijkertijd verloren.
Mijn zoon, ik had je toch zo graag gezien
en je wangetjes gestreeld misschien.
Ik had je zo graag in mijn armen genomen,
zomaar kwam er een eind aan mijn dromen.
Één gedachte is mij tot troost gegeven!
Je bent niet dood, want je mag eeuwig leven
bij de Heer in zijn hemels huis.
Daar zal ik je zien, want ook ik kom daar eens thuis.