De hond! Tijdens één van de logeerpartijtjes bij mijn oom en tante in Enschede, ik moet een jaar of zes geweest zijn, ging ik met mijn tante Mini boodschappen doen. Mijn tante deed nogal wat inkopen en op de terugweg liep ze dan ook met aan elke hand een goed gevulde tas, terwijl ik al kwebbelend naast haar liep. Heel onverwachts werd ons gezellige praatje wreed verstoord door een blaffend en keffend hondenbeest, want om de hoek verscheen een in mijn kinderogen verscheurend monster dat met hels kabaal op ons afvloog. Hij dolde om ons heen en zonder me ook maar een moment te bedenken, sprong ik tante Mini achter op de rug. Mijn primitieve angst voor alle soorten honden, van heel groot tot heel klein, deed mij als zesjarige instinctief reageren. Ik sloeg mijn handen om haar hals en wilde mijn benen optrekken, zodat het woest uitziende hondenbeest mijn kuiten niet te pakken kon krijgen. Aangezien mijn lieve tante niet gezegend was met veel lengte, bleek deze actie geen succes. Met geen mogelijkheid kreeg ik mijn benen gelijktijdig van de grond. De oorzaak moet niet alleen in de lichaamslengte van mijn tante gezocht worden, omdat zij ook op geen enkele manier haar medewerking verleende aan deze actie. Ze kreeg het blijkbaar benauwd en al waggelend liet ze uiteindelijk beide tassen met de boodschappen vallen, ze kon zich ternauwernood staande houden. Mijn tante had geen enkel oog voor het rondvliegend projectiel, maar ook geen oor voor mijn toch heel plausibele uitleg. Naar adem snakkend probeerde ze mij aan het verstand te peuteren, dat ze mijn acrobatische toer absoluut niet op prijs stelde, mijn aversie voor honden ten spijt. Ik stond ondertussen letterlijk en figuurlijk weer met beide benen op de grond. Zowel tante Mini als ik hadden even tijd nodig om van de schrik te bekomen, waarna we zwijgend de boodschappen weer bij elkaar raapten en terug in de tassen deden. De oorzaak van dit hilarische intermezzo, kennelijk ook geschrokken van alle ontstane commotie, ging er met de staart tussen de poten vandoor. Mijn tante en ik vervolgden onze weg, zij met aan elke hand weer een goed gevulde tas en ik, ik liep nu in alle stilte naast haar, nog steeds diep onder de indruk van het gebeurde. Ik was aan een groot gevaar ontsnapt en mijn snelle reactie had daar aan bijgedragen. Ik begreep niet dat mijn tante dat niet begreep, maar ik zou niet meer mijn best doen het haar uit te leggen, o nee. Grote mensen willen niet dat kleine kinderen hen iets uit moeten leggen, want grote mensen denken dat ze alles snappen en dat is niet zo, o nee. Ik wist wel beter.