Op een koude dag in november wenden we onze autosteven naar Twente. Na een lange autorit parkeren we onze bolide en we stappen uit. Eerst de spullen op de achterbank bij elkaar graaien waarna manlief de achterklep opent om nog een laatste tas mee te pakken. Ik hoor ineens de uitroep ‘oh, nee toch’ begeleidt met een plons. Dit doet mij het ergste vermoeden. Ik kijk naar de plek waar manlief in wanhoop zijn ogen ten hemel heft, alsof hij eerste hulp bij ongelukken van boven verwacht. Ik roep hem naar de aarde terug en vraag hem wat er aan de hand is. ‘De sleutel, de sleutelbos’ zichzelf corrigerend, kreunt hij. Het is me nog niet duidelijk, maar naar hem toelopend zie ik het rooster achter de auto. Een putdeksel met grote gleuven voor afvoer van overtollig water en blijkbaar nu ook voor de afvoer van onze sleutelbos. Onze sleutelbos waar de sleutels van de auto aanzitten, de sleutels van ons huis en de sleutels van onze tandem. Het is koud en winderig en ik krijg kippenvel, alhoewel het weer niet de directe oorzaak is. Manlief en ik kijken elkaar nu met grote ogen aan. We staan bij een geopende auto, die niet meer op slot te krijgen is, maar waar ook niet meer mee gereden kan worden. We hebben wel reservesleutels, maar die liggen ongeveer tweehonderd kilometers van ons verwijderd in een laatje van een kastje in ons huis. Goede raad is duur. Is de sleutelbos uit de put te vissen, uit het riool? Onbegonnen werk denken we. Welke attributen hebben we nodig om dit huzarenstukje uit te voeren. Eén en ander wordt geopperd, maar niets lijkt een bruikbare optie te zijn. Dan zie ik tot mijn verbazing dat manlief zijn dikke jekker uittrekt. Ik stel de vraag wat hij van plan is te doen en maak de opmerking dat de temperatuur maar net boven het vriespunt is. Het is te koud om zonder jas buiten te zijn. Terwijl ik praat en hij niets zegt, zie ik dat de trui ook uitgaat en tot slot zijn overhemd. Daar staat hij dan in zijn hempie. Niet alleen de haren op zijn hoofd, maar ook de haren op zijn borst en armen staan rechtovereind van de wind en van de kou. Ik maak tegenwerpingen, maar tevergeefs. Manlief tilt het putdeksel omhoog en gaat languit op de grond liggen, alsof hij wil gaan genieten van de zonnestralen die er niet zijn. Na een poosje met zijn lange armen in de dikke brij en het smerige water rond te hebben gewoeld, slaakt hij een luide kreet. Hij steekt zijn armen omhoog en zie daar……. hij heeft zowaar onze dierbare sleutelbos in zijn hand. De armen van manlief bleken lang genoeg te zijn om de bodem van de put te bereiken en daar onze sleutelbos uit op te vissen. Zo snel hij kon maakt hij zijn armen schoon en droog. Trekt vervolgens als de wiedeweerga zijn kledingstukken weer aan. De aaaah’s en ooooh’s zijn niet van de lucht. We kunnen er niet over uit dat, in een relatief korte tijd, we van een toch redelijke wanhopige staat, in redelijke extatische staat waren geraakt.
Dit voorval riep herinneringen bij ons op aan een ver vervlogen verleden. De tijd waarin we alles gereed maakten voor ons aanstaande huwelijk. Toen we ons eerste bed wilden kopen, liet de aanstaande bruid in een winkel haar tasje staan, waarin zich haar portemonnee met 800 gulden bevond. Voordat zij haar verlies bemerkte en voordat ze weer bij haar ouders arriveerde, hadden de eerlijke vinders zich al gemeld.
Toen we in diezelfde tijd van de wal op ons toekomstig schip wilden stappen, viel de portefeuille van de aanstaande bruidegom met waardevolle papieren en veel geld tussen wal en schip. Echter ver beneden in de diepte op het water dreef een plank en…………de portefeuille was uitgerekend op die plank neergedwarreld. Na een paar keer hengelen kregen we de portefeuille weer bovendeks.
Meer geluk dan wijsheid, toch?
Mooi verhaal Willie. Zoveel pech en zoveel geluk, het kan verkeren. Maar niet iedereen heeft dat geluk.
LikeLike
Ja, je hebt helemaal gelijk!
LikeLike