In de vele loze uren borduurde ik heel wat steekjes op een linnen doek en ik hield de moed erin. Af en toe probeerde ik een rondje te lopen, maar van enige lichtvoetigheid was geen sprake meer. Ik leek een duikelaartje bij wie elke balans zoek was en mocht van geluk spreken dat ik mijn voeten over de drempels van het ziekenhuis kreeg. Ik verlangde naar mijn normale postuur met de bijbehorende kwieke gang, maar ik had nog een moeizame weg te gaan voordat het zover was.
Ondanks de uitslagen die niet naar behoren waren, ging die eerste week redelijk snel voorbij. Ik had de negen maanden bijna volbracht en dan was mijn kindje toch levensvatbaar? Al had ik misschien wel een teveel aan vruchtwater en was de baby niet al te groot, dat hoefde toch niet onoverkomelijk te zijn? Ik kon mij niet voorstellen dat er nu nog wat mis zou kunnen gaan. Helaas kwam ik er al heel snel achter dat er in een zeer korte tijd meer mis kon gaan dan ik op dat moment kon bevroeden en dat er meer, veel meer mis kon gaan dan me lief was. Hoewel er natuurlijk wel enige vragen waren gerezen omtrent mijn zwangerschap en daarmee over het welzijn van ons kindje waren we niet heel erg verontrust. Dit scenario veranderde niettemin van de ene op de andere dag. Op zondagavond kwam de lange vriendelijke Chinese specialist bij mijn bed staan en vertelde mij dat hij van plan was om de volgende dag opnieuw een echo van ons kindje te maken. Hij legde me uit dat ik daarvoor naar een andere afdeling moest en vroeg me of ik daar op eigen gelegenheid naar toe kon komen of dat een verpleegster mij moest begeleiden. Ik zou ik niet zijn als ik niet met een bedrieglijke vanzelfsprekendheid verkondigde dat het voor mij geen enkel probleem was om op eigen houtje dit tripje te ondernemen. Natuurlijk kon ik dat! Een duikelaartje of niet, al dan niet lichtvoetig, ik zou er komen. Zwaarlijvig schommelend en schuifelend! Met een glimlach zei hij: ‘Tot morgen dan’ en wenste mij een goede nachtrust toe.