De donkere dagen voor Kerst hebben hun intrede gedaan. De sneeuw die deze dagen toch zo sprookjesachtig mooi kan omlijsten is in geen velden of wegen te bespeuren. De wind en de regen zijn daarentegen wel heel nadrukkelijk aanwezig wat bepaald niet sfeerverhogend is. Nog een paar dagen en dan is het Kerstfeest. Het feest van het licht, het feest van warmte en gezelligheid. Bovenal het feest van de geboorte van Jezus Christus. Het Kind waarvan gezegd wordt dat het voor ieder mens naar deze wereld gekomen is. Voor ieder mens?
Met een paar andere vrijwilligers tooien wij de aula van de school met de nodige kerstversieringen. Ondanks alle kou en nattigheid is de onderlinge sfeer prima en we verheugen ons met elkaar op de komende Kerstdagen met de mooie diensten totdat …, totdat een onbestemd geluid onze oren bereikt. Echtgenoot en ik kijken elkaar aan en hij haalt even de schouders op. De anderen lijken aan het geluid voorbij te gaan. Het duurt even voordat ik het kan thuisbrengen, maar allengs wordt het duidelijker en ik ben ervan overtuigd dat ik iemand hoor huilen, niet gewoon huilen, maar kermen met grote uithalen. Ik laat de kerstversieringen voor wat ze zijn en ga poolshoogte nemen.
Wanneer ik de aula uitloop en op de onwelluidende klanken af ga, hoor ik steeds meer waarneembaar het huilen van een mens in grote nood, het gaat me door merg en been. In de grote ontvangsthal zie ik een jonge man, haast een kind, met een donker uiterlijk, in gezelschap van twee agenten. De jongen is zichtbaar en hoorbaar overstuur. Hij is het toonbeeld van ellende, onverzorgd en doornat huilt hij de longen uit zijn lijf. Het is een hartverscheurend tafereel en ik vraag aan de agenten wat de oorzaak is. Zij vertellen mij dat deze jongen, een Turkse Koerd, naar Nederland is gekomen, naar het aanmeldcentrum in onze woonplaats, om asiel aan te vragen. Zijn aanvraag is afgewezen en hij is op straat gezet en weet niet waar hij naar toe moet. Hij heeft geen geld, geen kleding en geen adres waar hij op deze koude, natte decemberdag naar toe kan gaan. De agenten die, met toestemming van de conciërge, de school hebben uitgekozen om met de jongen te praten, voelen mijn meeleven. Na een paar vragen van mij te hebben beantwoord, negeren ze mij en op een niet al te vriendelijke toon proberen ze de jongen uit te leggen dat hij niet welkom is in Nederland en dat hij moet zien weer in Turkije te komen. Ik vraag me af of deze agenten soms bereid zijn geld te geven voor de reis die zij hem voorstellen te ondernemen. Het wordt mij vrij snel duidelijk dat ze er op uit zijn om van deze jongen af te komen zonder dat zij hun handen eraan vuil maken. Ik loop terug naar de zaal waar een totaal andere sfeer hangt en waar de stemming opperbest is. Ik voel het schrille contrast. Wanneer ik verslag doe van wat er in de hal van de school gaande is, staakt Echtgenoot zijn bezigheden en volgt mij op de voet. De agenten wisselen een blik van verstandhouding wanneer ze ons samen zien aankomen. Wanneer mijn man ook een paar kritische vragen stelt, proberen de agenten in alle toonaarden ons gerust te stellen dat zij deze jongen niet op straat zullen zetten. Ze verzekeren ons dat ze hun best zullen doen om hem in de dichtstbijzijnde grote stad onderdak te verschaffen. We laten ons geruststellen. We willen ons laten geruststellen en lopen samen terug zonder iets te zeggen. Ondertussen is de zaal klaargemaakt voor het grote feest en wij kunnen weer huiswaarts keren. De kerstsfeer lijkt echter te zijn vervlogen.
Onderweg komt er een gesprek tussen ons op gang, omdat het gebeuren ons niet loslaat. Eigenlijk hebben we er geen van beiden vertrouwen in, dat de agenten doen wat ze ons hebben beloofd. We praten met elkaar over de naderende Kerst. De geboorte van Jezus in een stal, omdat voor Hem nergens anders plaats was. Niemand wilde een plekje creëren voor zijn hoogzwangere moeder. Het verhaal van Jezus lijkt ineens heel dichtbij te komen. Er is ook geen plek voor de wanhopige jongen die wij net hebben ontmoet. Hij is niet welkom in Nederland. Kerstfeest is in aantocht, maar ondertussen laten we onze medemens aan zijn lot over. Hoe kunnen wij Kerstfeest vieren en tegelijkertijd onze deur dichthouden voor hem die, net als Jezus, geen onderdak heeft? Er was geen plaats in de herberg, maar is er dan wel plaats in ons huis?
Al denkende en pratende komen we tot de slotsom dat we op zijn minst moeten verifiëren of de agenten hun belofte zijn nagekomen. We maken de afspraak dat Echtgenoot op het station gaat kijken of hij de jonge Turk daar aantreft. Als blijkt dat de agenten hem op het station hebben gedropt zal hij hem mee naar ons huis nemen, zodat hij te eten kan krijgen, een warm bad en schone, droge kleren. We moeten dan maar wat improviseren. Wanneer ik thuis ben afgezet wordt vervolgens de autosteven gekeerd, richting station. Onderwijl vraag ik me af of we wel goed weten waar we aan beginnen. Dit is geen dagelijkse kost voor ons en ik kan absoluut niet inschatten wat dit avontuur ons gaat brengen. Het enige wat ik kan bedenken is dat ik voor honderd procent weet dat het niet mogelijk is om Kerstfeest te vieren als wij te gemakkelijk voorbij gaan aan de nood van een medemens. Hij mag van de wet blijkbaar niet binnen onze grenzen blijven, maar de liefde van God voor mensen is grenzeloos en Hij verwacht diezelfde houding van zijn kinderen. Dit is het enige criterium en voor ons is dat het argument om te zien of wij iets voor deze jongen kunnen betekenen. Zoals wij eigenlijk al verwachten zit het hoopje ellende in elkaar gedoken op één van de perrons. Ondanks de gebrekkige communicatie weet Echtgenoot hem uit te leggen dat hij bij ons welkom is. Wanneer beiden thuis gearriveerd zijn geven we hem alles wat hij op dat moment nodig heeft. De anonieme jongen krijgt een naam: Saïd. We stellen ons huis en ons hart open voor deze ongelukkige Saïd. In een mengelmoesje van Duits en Engels vertelt hij ons dat zijn ouders en broer zijn vermoord en dat hij gevlucht is. Omdat hij eerst in Duitsland is geweest, waar hij overigens niet welkom was, werd hij vervolgens ook in Nederland uitgewezen. Zijn verhaal grijpt ons aan en wij worden voor de eerste keer in ons leven geconfronteerd met de grote nood van een vluchteling. Niet wetend welke moeilijkheden wij nog het hoofd moeten bieden, besluiten wij hem voorlopig onder onze hoede te nemen en beloven hem te zullen helpen om een blijvend plekje voor hem te vinden. De wind, de regen en de donkere dagen ten spijt, brandt bij ons het Kerstlicht volop en het verwarmt ons van binnen en van buiten. Het voelt bijna alsof we Jezus alsnog een plaats hebben gegeven in ons huis, zodat Hij niet in een stal geboren hoeft te worden. Wij vieren dit jaar een heel bijzonder Kerstfeest met een niet alledaags kerstkind in ons midden. Kerstfeest is bij uitstek het feest van omzien naar elkaar, omzien naar onze medemens. Nooit eerder hebben we de essentie van Kerst zo begrepen en ervaren als nu. Saïd heeft het Kerstfeest voor ons in een heel ander licht geplaatst, in het licht van het ware Licht dat komende was en is in deze wereld om alle duisternis te verdrijven. (Ingekort verhaal uit Het roer om!)
kerst het feest van gezelligheid
liefde en harmonie
van mededeelzaamheid
en ik naar de ander omzie
het feest van meeleven
met mensen in nood
overvloedig geven
van wijn en brood
het feest van bezinnen
op een nieuwe start
opnieuw beginnen
met vrede in mijn hart
het feest van genade
tot vergeving bereid
van farce en façade
volkomen bevrijd
het feest van licht
vrede en gerechtigheid
in het tijdsgewricht
van de eeuwigheid
het feest van vooruitzien
want wat komen zal
is naar hemels stramien
een eindeloos feestelijk festival
kerstfeest is Christusfeest